2. Geboorte + peutertijd

A serene and caring scene depicting a mother holding her newborn baby in a hospital room, with soft lighting and calming colors, emphasizing maternal bonding immediately after birth.

Understanding Early Development: A Quiz

Test your knowledge about the crucial stages of early development and the various assessments conducted right after birth. This quiz covers essential topics like neonatal screening, growth metrics, and developmental psychology.

  • Learn about key assessments and their importance.
  • Understand the milestones and challenges during infancy.
  • Engage with multiple-choice questions designed to enhance your knowledge.
89 Questions22 MinutesCreated by CaringHeart512
Wat bedoelen we met Golden Hour in ontwikkelingspsychologie?
Golden Hour verwijst naar de mooie momenten van de dag vlak na zonsopgang of vlak voor zonsondergang.
Het eerste keer dat een kind plast na de geboorte
Het moment dat de hielprik of guthrie test wordt uitgevoerd
Een belangrijk uur voor een optimale band tussen moeder en kind.
Kinderen worden vaak snel na de geboorte op de borst van de moeder gelegd. Dit noemen we skinnen, of ook wel kangoeroezorg. Wat zijn hier voordelen van?
 
(a) Stabiliseren stofwisseling
(b) Behouden temperatuur
(c) Bevordert de borstvoeding
 
Enkel optie a is juist
Enkel optie c is juist
Opties a en c zijn juist, b is fout
Opties a, b en c zijn allemaal fout
Opties a, b en c zijn allemaal juist
Enkel optie b is juist
De _____ is een screeningstest die onder meer in België en Nederland gebruikt wordt om elke pasgeborene te testen. Deze test vindt 3 tot 5 dagen na de geboorte plaats en is een neonatale screening van de pasgeborene. Met de _____ testen we de baby op ziekten die behandeld kunnen worden als ze vroegtijdig worden opgespoord.
APGAR test
Hielprik of Guthrie test
NIP test
Heeft je baby de bevalling goed doorstaan en is alles in orde? Om daarachter te komen neemt de verloskundige direct na de geboorte de _____ af.
APGAR test
Hielprik of Guthrie test
NIP test
Het is een prenatale screeningstest waarmee je nagaat of je baby een verhoogd risico heeft op het syndroom van Down, het syndroom van Edwards of het syndroom van Patau. Ook enkele andere DNA-afwijkingen kan je ermee opsporen.
APGAR test
Hielprik of Guthrie test
NIP test
Als een baby minder dan 2500 gram weegt bij geboorte spreken we van
Een heel laag geboortegewicht
Een laag geboortegewicht
Een normaal geboortegewicht
Een hoog geboortegewicht
Als een baby ongeveer 3500 gram weegt bij geboorte spreken we van
Een heel laag geboortegewicht
Een laag geboortegewicht
Een normaal geboortegewicht
Een hoog geboortegewicht
Als een baby minder dan 1250 gram weegt bij geboorte spreken we van
Een heel laag geboortegewicht
Een laag geboortegewicht
Een normaal geboortegewicht
Een hoog geboortegewicht
Als een baby meer dan 4500 gram weegt bij geboorte spreken we van
Een heel laag geboortegewicht
Een laag geboortegewicht
Een normaal geboortegewicht
Een hoog geboortegewicht
Een baby dat voor week 37 geboren wordt noemen we
Extreem prematuur
Prematuur
Normaal
Postmatuur
Een baby dat voor week 28 geboren wordt noemen we
Extreem prematuur
Prematuur
Normaal
Postmatuur
Een foetus is levensvatbaar rond de
22 weken
24 weken
26 weken
28 weken
In de weken tot maanden na de bevalling kan een depressie ontstaan. Je voelt je somber en/of bent overbezorgd. Misschien ben je ook niet blij met de baby of voel je je niet geschikt als ouder. Dit heet een
Prepartum depressie
Postpartum depressie
Seizoensgebonden depressie
Bipolaire depressie
Wat is geen reflex die bij de geboorte aanwezig is?
Zuigreflex
Slikreflex
Rooting reflex
Babinskireflex
Deze zijn allemaal bij geboorte aanwezig
Met welk zintuig kan een foetus nog niet waarnemen in de baarmoeder?
Horen
Proeven
Zien
Voelen
Gedrag wordt gestimuleerd/geïnhibeerd door externe stimuli
Klassieke conditionering
Operante conditionering
Habituatie
Wenen/lachen om aandacht te krijgen van ouders is een vorm van
Klassieke conditionering
Operante conditionering
Habituatie
Twee stimuli worden aan elkaar geassocieerd
Klassieke conditionering
Operante conditionering
Habituatie
Aanwezigheid van ouders brengt rust bij de baby. Dit is een vorm van
Klassieke conditionering
Operante conditionering
Habituatie
Verminderde respons op vaak voorkomende stimulus
Klassieke conditionering
Operante conditionering
Habituatie
Verminderde interesse in (nieuw) speelgoed
Klassieke conditionering
Operante conditionering
Habituatie
Ontwikkeling begint met het hoofd en bovenlichaam en gaat van daar verder. Bijvoorbeeld eerst zicht, daarna wandelen.
Cefalocaudaal principe
Proximodistaal principe
Principe van hiërarchische integratie
Principe van onafhankelijke systemen
Ontwikkeling eerst in het centrum van het lichaam, daarna de uiteinden. Bijvoorbeeld eerst controle over armen, dan over handen.
Cefalocaudaal principe
Proximodistaal principe
Principe van hiërarchische integratie
Principe van onafhankelijke systemen
Ontwikkeling van (afzonderlijke) simpele vaardigheden, die later integreren in complexe vaardigheden. Bijvoorbeeld eerst vingers controleren, daarna vastgrijpen.
Cefalocaudaal principe
Proximodistaal principe
Principe van hiërarchische integratie
Principe van onafhankelijke systemen
Ontwikkeling van verschillende systemen gebeurt op een ander tempo. Bijvoorbeeld hersenontwikkeling en seksuele ontwikkeling.
Cefalocaudaal principe
Proximodistaal principe
Principe van hiërarchische integratie
Principe van onafhankelijke systemen
Het snoeien van onnodige neuronen in teken van efficiëntie noemen we:
Myelinisatie
Synaptic pruning
Plasticiteit
Fuss
Buiten slapen en/of mee met moeder op de buik of rug tijdens huishoudelijke taken of werk zorgt bij de baby voor
Een bijdrage aan hechting
Een bijdrage aan een sterker immuunsysteem
Een bijdrage aan de opbouw van het slaap-waakritme
Een bijdrage aan sensorische ontwikkeling
Neonaat heeft de neiging zijn hoofd te draaien naar dingen die zijn wang aanraken.
Rooting reflex
Stap reflex
Zwem reflex
Grijp reflex
Moro reflex
Beweging van de benen wanneer deze rechtop worden gehouden met de voeten tegen de vloer.
Rooting reflex
Stap reflex
Zwem reflex
Grijp reflex
Moro reflex
De neiging van de zuigeling om te peddelen en te schoppen in een soort zwembeweging wanneer hij met zijn gezicht naar beneden in het water ligt.
Rooting reflex
Stap reflex
Zwem reflex
Grijp reflex
Moro reflex
De vingers van het kind sluiten zich rond een voorwerp dat in zijn handen wordt gelegd.
Rooting reflex
Stap reflex
Zwem reflex
Grijp reflex
Moro reflex
Geactiveerd wanneer de ondersteuning van de nek en het hoofd plotseling wordt verwijderd. De armen van het kind worden naar buiten geduwd en lijken zich aan iets vast te grijpen.
Rooting reflex
Stap reflex
Zwem reflex
Grijp reflex
Moro reflex
Een zuigeling waaiert zijn tenen uit in reactie op een slag op de buitenkant van zijn voet
Babinski reflex
Schrik reflex
Knipperen
Zuig reflex
Kokhalsreflex
Een zuigeling, als reactie op een plotseling geluid, steekt zijn armen uit, buigt zijn rug en spreidt zijn vingers.
Babinski reflex
Schrik reflex
Knipperen
Zuig reflex
Kokhalsreflex
Snel sluiten en openen van het oog bij blootstelling aan direct licht
Babinski reflex
Schrik reflex
Knipperen
Zuig reflex
Kokhalsreflex
De neiging van het kind om te zuigen op dingen die zijn lippen raken.
Babinski reflex
Schrik reflex
Knipperen
Zuig reflex
Kokhalsreflex
De reflex van een kind om zijn keel te schrapen.
Babinski reflex
Schrik reflex
Knipperen
Zuig reflex
Kokhalsreflex
Wat kan een peuter niet op 11,5 maanden leeftijd?
(om)rollen
Grijpen met duim en vinger
Een toren van twee blokken bouwen
Goed op zichzelf staan
Welke motorische vaardigheden worden het eerst verworven?
Fijne motorische vaardigheden
Grove motorische vaardigheden
Normen. Welk antwoord is juist?
De gemiddelde prestatie van het kind ten opzichte van leefijdsgenoten
De gemiddelde prestatie van een grote groep kinderen van verschillende leeftijden
De gemiddelde prestatie van een grote groep kinderen van eenzelfde leeftijd
De gemiddelde prestatie van het kind ten opzichte van een grote groep kinderen van een verschillende leeftijd
_____ is een acute of chronische toestand waarbij een tekort of disbalans van energie, eiwit en andere voedingsstoffen leidt tot meetbare, nadelige effecten of lichaamssamenstelling, functioneren en klinische resultaten
Opvoeding
Ondervoeding
Overvoeding
Onderkoeling
Ondervoeding tijdens het eerste jaar kan de groei stoppen. Dit noemen we:
Marasme
Kwashiorkor
Ondervoeding kan ervoor zorgen dat het lichaam opzwelt door vocht. Dit noemen we:
Marasme
Kwashiorkor
Sensatie is hetzelfde als perceptie
Juist
Fout
Gemiddeld na 6 maanden beschikt de baby over volledig zicht
Juist
Fout
  • Voorwerpen of mensen die bewegen
  • Sterk contrasterende kleuren
  • Grote dingen en ronde vormen
  • Eenvoudige patronen
 
In welke maanden vindt de baby dit het meest interessant?
0 tot 3 maanden
Na 3 maanden
6 tot 9 maanden
  • meer geboeid door bewegende dan door stilstaande dingen
  • meer geboeid door driedimensionale dan door platte voorwerpen
In welke maanden vindt de baby dit het meest interessant?
0 tot 3 maanden
Na 3 maanden
6 tot 9 maanden
  • Wat anderen doen: huishoudelijke karweitjes, knutselen, schrijven, telefoneren,...
  • 'Nieuwe' dingen die hij of zij ziet. Je baby zal zijn of haar aandacht langer houden op iets dat hij of zij voor het eerst ziet dan op iets dat hij of zij elke dag kan zien.
In welke maanden vindt de baby dit het meest interessant?
0 tot 3 maanden
Na 3 maanden
6 tot 9 maanden
Dieptezicht wordt op ongeveer 10 weken ontwikkeld
Juist
Fout
Welke stelling met betrekking tot het visuele cliff experiment is juist?
Kinderen tussen 6 en 14 maanden oud gingen niet over de 'klif'
Kinderen tussen 6 en 14 maanden oud gingen over de 'klif'
Kinderen tot 6 maanden gingen niet over de 'klif' heen, maar ouder dan 6 maanden wel
Kinderen na 14 maanden gingen niet over de 'klif'
12 tot 18 dagen oude baby's kunnen moeder herkennen op basis van
Zicht
Tast
Geur
Smaak
Het best ontwikkelde zintuig bij de baby is
Zicht
Geur
Gevoel
Smaak
Tijdens deze periode staan de verschillende reflexen die de interactie van de zuigeling met de wereld bepalen centraal in zijn cognitieve leven.
Substadium 1: eenvoudige reflexen
Substadium 2: Eerste gewoonten en primaire circulaire reacties
Subfase 3: secundaire circulaire reacties
Subfase 4: Coördinatie van secundaire circulaire reacties
Subfase 5: tertiaire circulaire reacties
Subfase 6: begin van het denken
Op deze leeftijd beginnen baby's afzonderlijke acties te coördineren tot één geïntegreerde activiteit.
Substadium 1: eenvoudige reflexen
Substadium 2: Eerste gewoonten en primaire circulaire reacties
Subfase 3: secundaire circulaire reacties
Subfase 4: Coördinatie van secundaire circulaire reacties
Subfase 5: tertiaire circulaire reacties
Subfase 6: begin van het denken
In deze periode nemen baby's grote stappen in het verleggen van hun cognitieve horizon buiten zichzelf en beginnen ze te reageren op de buitenwereld.
Substadium 1: eenvoudige reflexen
Substadium 2: Eerste gewoonten en primaire circulaire reacties
Subfase 3: secundaire circulaire reacties
Subfase 4: Coördinatie van secundaire circulaire reacties
Subfase 5: tertiaire circulaire reacties
Subfase 6: begin van het denken
In dit stadium beginnen zuigelingen meer berekende benaderingen te gebruiken om gebeurtenissen te produceren, waarbij ze verschillende schema's coördineren om een enkele handeling te genereren. In deze leeftijd bereiken ze objectpermanentie.
Substadium 1: eenvoudige reflexen
Substadium 2: Eerste gewoonten en primaire circulaire reacties
Subfase 3: secundaire circulaire reacties
Subfase 4: Coördinatie van secundaire circulaire reacties
Subfase 5: tertiaire circulaire reacties
Subfase 6: begin van het denken
Op deze leeftijd ontwikkelen zuigelingen wat Piaget beschouwt als het bewust variëren van handelingen die gewenste gevolgen met zich meebrengen. In plaats van gewoon plezierige activiteiten te herhalen, lijken kleuters kleine experimenten uit te voeren om de gevolgen te observeren.
Subfase 1: eenvoudige reflexen
Subfase 2: Eerste gewoonten en primaire circulaire reacties
Subfase 3: secundaire circulaire reacties
Subfase 4: Coördinatie van secundaire circulaire reacties
Subfase 5: tertiaire circulaire reacties
Subfase 6: begin van het denken
De belangrijkste verwezenlijking van dit substadium is het vermogen tot mentale representatie, of symbolisch denken. Piaget betoogt dat alleen in dit stadium zuigelingen zich kunnen voorstellen waar objecten die zij niet kunnen zien zich zouden kunnen bevinden.
Subfase 1: eenvoudige reflexen
Subfase 2: Eerste gewoonten en primaire circulaire reacties
Subfase 3: secundaire circulaire reacties
Subfase 4: Coördinatie van secundaire circulaire reacties
Subfase 5: tertiaire circulaire reacties
Subfase 6: begin van het denken
Basisklanken (bvb 'e' in temmen)
Fonologie
Morfeem
Semantiek
Syntax
Woorddelen (bvb 'en' in boeken)
Fonologie
Morfeem
Semantiek
Syntax
Algemene regels van taal(begrip)
Fonologie
Morfeem
Semantiek
Syntax
Peuters leren ongeveer 22 woorden per maand produceren
Juist
Fout
Peuters leren het begrip van ongeveer 9 woorden per maand
Juist
Fout
Prelinguïstieke communicatie is
De eerste woorden die de peuter kan uitspreken
Fonemen, morfemen en semantiek
Geluiden, gebaren, gezichtsuitdrukkingen
Woorden zoals bal, mama, papa, wow, etc.
Holofrase zijn
Zinnen die geen duidelijke samenhang hebben
één-woord-zin
Eerste zinnen die peuter uitspreekt zonder correcte vervoegingen
Zinnen die aantonen dat peuter basiskennis heeft over semantiek, fonemen en morfemen
Eerste woorden van de peuter. Welke is juist?
Tussen 6 en 9 maanden
Tussen 8 en 11 maanden
Tussen 9 en 14 maanden
Tussen 11 en 15 maanden
Onderextensie is:
Onvermogen om te generaliseren. Stoel slaat enkel op zijn/haar stoel om te eten.
Te zeer generaliseren. Alle voertuigen zijn 'auto'.
Labelen van objecten
Met betrekking tot gevoelens
Overextensie is:
Onvermogen om te generaliseren. Stoel slaat enkel op zijn/haar stoel om te eten.
Te zeer generaliseren. Alle voertuigen zijn 'auto'.
Labelen van objecten
Met betrekking tot gevoelens
Referentiële culturele verschillen in taal.
Onvermogen om te generaliseren. Stoel slaat enkel op zijn/haar stoel om te eten.
Te zeer generaliseren. Alle voertuigen zijn 'auto'.
Labelen van objecten
Met betrekking tot gevoelens
Culturele taalverschillen in expressie
Onvermogen om te generaliseren. Stoel slaat enkel op zijn/haar stoel om te eten.
Te zeer generaliseren. Alle voertuigen zijn 'auto'.
Labelen van objecten
Met betrekking tot gevoelens
Het nativisme stelt dat taal verworven wordt door een combinatie van aangeboren capaciteit en sociale ervaring
Juist
Fout
Het interactionisme stelt dat taal verworven wordt door een combinatie van aangeboren capaciteit en sociale ervaring
Juist
Fout
Het uitdrukken van emoties wil niet zeggen dat de peuter dit ook ervaart
Juist
Fout
Emoties ervaren heeft een
Biologische arousal
Cognitieve component
Gedragscomponent
Dit zijn allemaal componenten voor het ervaren van emoties
Social referencing houdt in dat
De peuter objecten aanwijst of gebruikt om aan te geven dat het bijvoorbeeld honger heeft
De peuter leert reageren wanneer zijn of haar naam genoemd wordt
De peuter gebruikt anderen om informatie over de situatie te krijgen
Dit zijn allemaal componenten die te maken hebben met social referencing
Vanaf ongeveer 12 maanden beginnen kinderen zelfbewust te worden
Juist
Fout
  • De nabijheid van de verzorger zoeken: laag
  • Contact houden met verzorger: laag
  • Vermijden van nabijheid met verzorger: hoog
  • Weerstand bieden aan contact met verzorger: laag
De score op deze classificaties duidt op:
Vermijdende hechtingsstijl
Veilige hechtingsstijl
Ambivalente hechtingsstijl
Ongeorganiseerde-Gedesoriënteerde hechtingsstijl
  • De nabijheid van de verzorger zoeken: hoog
  • Contact houden met verzorger: hoog (indien verontrust)
  • Vermijden van nabijheid met verzorger: laag
  • Weerstand bieden aan contact met verzorger: laag
De score op deze classificaties duidt op:
Vermijdende hechtingsstijl
Veilige hechtingsstijl
Ambivalente hechtingsstijl
Ongeorganiseerde-Gedesoriënteerde hechtingsstijl
  • De nabijheid van de verzorger zoeken: hoog
  • Contact houden met verzorger: hoog (vaak pre separatie)
  • Vermijden van nabijheid met verzorger: laag
  • Weerstand bieden aan contact met verzorger: high
De score op deze classificaties duidt op:
Vermijdende hechtingsstijl
Veilige hechtingsstijl
Ambivalente hechtingsstijl
Ongeorganiseerde-Gedesoriënteerde hechtingsstijl
  • De nabijheid van de verzorger zoeken: inconsistent
  • Contact houden met verzorger: inconsistent
  • Vermijden van nabijheid met verzorger: inconsistent
  • Weerstand bieden aan contact met verzorger: inconsistent
De score op deze classificaties duidt op:
Vermijdende hechtingsstijl
Veilige hechtingsstijl
Ambivalente/Angstige hechtingsstijl
Ongeorganiseerde-Gedesoriënteerde hechtingsstijl

Gedrag ouder:

  • Reageert snel en positief op de noden van het kind
  • Responsief op de noden van het kind

Gedrag kind:

  • Gestresseerd wanneer ouder vertrekt
  • Blij wanneer ouder terugkomt
  • Zoekt troost bij ouder wanneer angstig of triest

Dit zijn kenmerken van?

Veilige hechtingsstijl
Vermijdende hechtingsstijl
Ambivalente/Angstige hechtingsstijl
Vermijdend-angstig (disorganised) hechtingsstijl

Gedrag ouder:

  • Niet responsief, niet zorgend
  • Afwijzend

Gedrag kind:

  • Geen stress wanneer ouder vertrekt
  • Geen erkenning wanneer ouder terugkomt
  • Zoekt ouder niet op

Dit zijn kenmerken van?

Veilige hechtingsstijl
Vermijdende hechtingsstijl
Ambivalente/Angstige hechtingsstijl
Vermijdend-angstig (disorganised) hechtingsstijl

Gedrag ouder:

  • Reageert inconsistent op het kind

Gedrag kind:

  • Stress wanneer ouder vertrekt
  • Stress wanneer ouder terugkomt

Dit zijn kenmerken van?

Veilige hechtingsstijl
Vermijdende hechtingsstijl
Ambivalente/Angstige hechtingsstijl
Vermijdend-angstig (disorganised) hechtingsstijl

Gedrag ouder:

  • Misbruik of verwaarlozing

Gedrag kind:

  • Geen hechtingsgedrag
  • In de war bij de ouder

Dit zijn kenmerken van?

Veilige hechtingsstijl
Vermijdende hechtingsstijl
Ambivalente/Angstige hechtingsstijl
Vermijdend-angstig (disorganised) hechtingsstijl
Uit het experiment van de apen van Harlow kan men concluderen dat
Voedsel belangrijker is in de keuze van type moeder
Geborgenheid belangrijker is in de keuze van type moeder
Voedsel en geborgenheid even belangrijk zijn in de keuze van type moeder
Geen enkel antwoord is juist
Persoonlijkheid en temperament zijn synoniemen
Juist
Fout
Welke stelling is juist met betrekking tot de uitkomst van de proef van Harlow?
Tactiele speelt een belangrijke rol
Bij solo proeven: even grote gehechtheid aan zowel harde als zachte kunstmoeder
Voedsel is niet noodzakelijk voor de hechting
Contactcomfort is noodzakelijk voor de hechting
Welke stelling met betrekking tot taalontwikkeling is niet correct?
Kinderen beginnen te communiceren vanaf 2 a 3 maanden
Er is geen kennis van zinsbouw nodig bij een holofrase
Onderextensie slaat op het onvermogen om te generaliseren
Operante conditionering is geen afdoende uitleg voor de taalontwikkeling op jonge leeftijd
Welke reflex speelt een rol bij de voeding bij baby’s
Rooting reflex
Moro reflex
Babinski reflex
Startle reflex
{"name":"2. Geboorte + peutertijd", "url":"https://www.quiz-maker.com/QPREVIEW","txt":"Test your knowledge about the crucial stages of early development and the various assessments conducted right after birth. This quiz covers essential topics like neonatal screening, growth metrics, and developmental psychology.Learn about key assessments and their importance.Understand the milestones and challenges during infancy.Engage with multiple-choice questions designed to enhance your knowledge.","img":"https:/images/course1.png"}
Powered by: Quiz Maker