Forensische psycho module 6 - 7

Gaat over al dan niet toerekeningsvatbaarheid
Artikel 71
Wet op de bescherming van de maatschappij van 1 juli 1964
  • Iemand moet opgesloten worden tegen zijn wil wanneer deze persoon een misdrijf heeft gepleegd, nog steeds psychiatrisch ziek is en een bedreiging vormt voor de maatschappij
  • Persoon wordt behandeld totdat hij geen gevaar meer is voor de maatschappij en mag dan de instelling verlaten
Artikel 71
Wet op de bescherming van de maatschappij van 1 juli 1964
Als Artikel 71 en de wet op de bescherming van de maatschappij alle 2 positief beantwoord worden, mag iemand geïnterneerd worden
Juist
Fout
Toerekeningsvatbaar bij feiten en bij onderzoek:
Vonnisrecht
Geïnterneerd
Vrijspraak
Ontoerekeningsvatbaar bij feiten en bij onderzoek
Vonnisrecht
Geïnterneerd
Vrijspraak
Toerekeningsvatbaar bij feiten en ontoerekeningsvatbaar bij onderzoek
Vonnisrecht
Geïnterneerd
Vrijspraak
Ontoerekeningsvatbaar bij feiten en toerekeningsvatbaar bij onderzoek
Vonnisrecht
Geïnterneerd
Vrijspraak
Als beklaagde bij de feiten ontoerekeningsvatbaar was, is er strafwettelijk gezien dan geen misdrijf.
Juist
Fout

Als de persoon enkel toerekeningsvatbaar is als hij medicatie heeft genomen, dan mag hij noet worden geïnterneerd.

Juist
Fout
  • Fantasie bepaalt wat je in de inktvlekken al dan niet meent te zien
  • Vaststelling dat verschillende groepen (depressieve, schizofrene, normale mensen) over het algemeen andere antwoorden geven
  • Naarmate het type antwoorden dat significant meer bij een bepaalde ‘pathologie groep’ voorkomt, kan men stellen dat de onderzochte meer kans heeft een bepaalde stoornis te vertonen
Rorschachtest test
Thematic Apperception Test (TAT)
Daubert criteria

Psychologische test met afbeeldingen waarbij 2 of meerdere personen in een bepaalde verhouding tot elkaar staan

  • Patiënt dient te beschrijven wat hij ziet
  • Afhankelijk van het gegeven verhaal kan je uitspraken doen over de persoonlijkheid
    • Vooral op interpersoonlijk vlak
Rorschachtest test
Thematic Apperception Test (TAT)
Daubert criteria
Thematic Apperception Test (TAT) is wetenschappelijk minder goed onderbouwd dan de Rorschachtest
Juist
Fout

Wordt in de VS gebruikt om uit te maken of een bepaald onderzoek wel of niet aanvaard wordt in strafrechtelijke context

  • Als aan de criteria voldaan is, mag deze test binnen het strafrecht gebruikt worden
  • Rorschachtest wordt aanvaard volgens deze criteria
    • Er bestaan verschillende methoden om de antwoorden op de inktvlekken te interpreteren
    • Slechts enkele methoden zijn aanvaard binnen de criteria
    • Systeem volgens R-PAS is het meest uitgewerkt
Rorschachtest test
Thematic Apperception Test (TAT)
Daubert criteria
Internering is geen straf want er is geen misdrijf volgens artikel 71
Juist
Fout
Defensiemechanismen:
 
  • Meest primitief en eenvoudig
  • Persoon sluit zich volledig af binnen eigen denken en houdt totaal geen rekening met wat er gebeurt in omgeving. Heeft er zo ook geen hinder van
  • Zo kan je niet functioneren in maatschappij
Ontkenning van de realiteit
Vervorming (distortie) van de realiteit
Splitting
Defensiemechanismen:
  • Iets meer ontwikkeld, maar toch nog steeds primitief
  • Houdt in dat men realiteit wel gaat waarnemen maar deze deels gaat vervormen zodat ze voor persoon makkelijker hanteerbaar is
Ontkenning van de realiteit
Vervorming (distortie) van de realiteit
Splitting
Defensiemechanismen:
 
  • Mensen worden opgedeeld in goede en slechte mensen
    Men gaat het complexe van de andere persoon vereenvoudigen door alleen goede of slechte kenmerken aan iemand toe te schrijven
Ontkenning van de realiteit
Vervorming (distortie) van de realiteit
Splitting
Defensiemechanismen:
 
  • Iemand heeft veel kwaadheid in zich, maar gaat dit niet openlijk uiten.
  • Hij gaat via onderhuidse manier hiermee een andere persoon beïnvloeden.
  • Ambtenaren die in een hiërarchisch systeem zitten waarbij ze niet openlijk kunnen reageren gaan bv heel strikt regels volgen, waardoor systeem mank loopt
Passieve agressie
Acting out
Somatisatie
Projectie
Devaluatie/ idealisatie
Fantasie
Defensiemechanismen:
 
  • Interne agressie naar buiten gericht
  • Hiermee wordt getracht andere persoon weg te jagen, af te schrikken en zo de overhand te houden van de situatie waarin men zich bevindt
Passieve agressie
Acting out
Somatisatie
Projectie
Devaluatie/ idealisatie
Fantasie
Defensiemechanismen:
 
  • Onaangename gevoel, waar men geen vat op heeft, proberen omzetten in iets anders, zodat men van gevoel zelf geen last meer heeft
  • Negatieve gevoelens: Omgezet in lichamelijke klachten (maagzweer door stress)
Passieve agressie
Acting out
Somatisatie
Projectie
Devaluatie/ idealisatie
Fantasie
Defensiemechanismen:
 
  • Men kan geen blijf met eigen gevoelens (meestal angst of kwaadheid) en gaat deze niet als ‘eigen’, van zichzelf ervaren
  • Om gevoelens te verklaren, worden deze geprojecteerd op iemand anders.
  • Andere persoon verwijten dat die kwaad is, terwijl het om eigen gevoelens gaat
Passieve agressie
Acting out
Somatisatie
Projectie
Devaluatie/ idealisatie
Fantasie
Defensiemechanismen:
 
  • Complexiteit omgeving kan vereenvoudigd worden door stellen dat ‘de anderen ofwel goed, ofwel slecht’ zijn.
  • Dit is vereenvoudiging van de werkelijkheid: Iemand gaat eens positief en dan eens negatief reageren op wat men zegt of doet: ingewikkeld
Passieve agressie
Acting out
Somatisatie
Projectie
Devaluatie/ idealisatie
Fantasie
Defensiemechanismen:
 
  • Gevoelens volledig afsluiten zodat je ze niet meer voelt
  • Je beseft niet meer dat de gevoelens aanwezig zijn
Isolatie
Dissociatie
Regressie
Repressie
Rationalisatie
Defensiemechanismen:
 
  • Vergelijkbaar met computer waar programma op achtergrond draait, terwijl men met ander programma bezig is
  • Er zijn twee niveaus waarbij het ene automatisch gaat handelen maar hierbij toch reageren op wat er in de omgeving gebeurt, en het andere niveau waarbij men bewust mentaal bezig is met iets
Isolatie
Dissociatie
Regressie
Repressie
Rationalisatie
Defensiemechanismen:
 
  • Het terugkeren naar een vroeger ontwikkelingsstadium
  • Zien we dikwijls bij jonge kinderen die een ernstig psychisch trauma meemaken
Isolatie
Dissociatie
Regressie
Repressie
Rationalisatie
Defensiemechanismen:
 
  • Het vervelende gevoel wordt weggeduwd, maar er blijft wel een besef dat het er nog is op de achtergrond
Isolatie
Dissociatie
Regressie
Repressie
Rationalisatie
Defensiemechanismen:
 
  • Men gaat gevoelens op verstandelijke manier proberen te verklaren, maar dit is geen correcte verklaring (anders zou het geen neurotisch defensiemechanisme zijn)
  • Men geeft er een uitleg aan zodat men denkt er controle over te hebben. Is eigenlijk ‘schijncontrole’
  • Maagpijn door ‘iets verkeerd gegeten te hebben’ terwijl het door stress komt
Isolatie
Dissociatie
Regressie
Repressie
Rationalisatie
Defensiemechanismen:
 
  • Dingen doen om anderen te helpen: Zo negatieve gevoelens ombuigen in positieve
Altruïsme
Anticipatie
Humor
Sublimatie
Defensiemechanismen:
 
  • Je voorbereiden op mogelijke negatieve uitkomst van gedrag en die reeds voor de uitkomst trachten op te vangen/te wijzigen
Altruïsme
Anticipatie
Humor
Sublimatie
Defensiemechanismen:
 
  • Zwarte humor: ellende omzetten in iets positief waarbij men met humor kan reageren
Altruïsme
Anticipatie
Humor
Sublimatie
Defensiemechanismen:
 
  • Gevoelens omzetten in iets constructief (kunstenaars uitwerken in schilderij)
Altruïsme
Anticipatie
Humor
Sublimatie
Ontkenning van de realiteit
Psychotische defensie
Immature defensie
Neurotische defensie
Mature defensie
Vervorming (distortie) van de realiteit
Psychotische defensie
Immature defensie
Neurotische defensie
Mature defensie
Splitting
Psychotische defensie
Immature defensie
Neurotische defensie
Mature defensie
Passieve agressie
Psychotische defensie
Immature defensie
Neurotische defensie
Mature defensie
Acting out
Psychotische defensie
Immature defensie
Neurotische defensie
Mature defensie
Somatisatie
Psychotische defensie
Immature defensie
Neurotische defensie
Mature defensie
Projectie
Psychotische defensie
Immature defensie
Neurotische defensie
Mature defensie
Devaluatie/ idealisatie
Psychotische defensie
Immature defensie
Neurotische defensie
Mature defensie
Fantasie
Psychotische defensie
Immature defensie
Neurotische defensie
Mature defensie
Isolatie
Psychotische defensie
Immature defensie
Neurotische defensie
Mature defensie
Dissociatie
Psychotische defensie
Immature defensie
Neurotische defensie
Mature defensie
Regressie
Psychotische defensie
Immature defensie
Neurotische defensie
Mature defensie
Repressie
Psychotische defensie
Immature defensie
Neurotische defensie
Mature defensie
Rationalisatie
Psychotische defensie
Immature defensie
Neurotische defensie
Mature defensie
Altruïsme
Psychotische defensie
Immature defensie
Neurotische defensie
Mature defensie
Anticipatie
Psychotische defensie
Immature defensie
Neurotische defensie
Mature defensie
Humor
Psychotische defensie
Immature defensie
Neurotische defensie
Mature defensie
Sublimatie
Psychotische defensie
Immature defensie
Neurotische defensie
Mature defensie
Er is een scherpe lijn tussen persoon met persoonlijkheidsstoornis en een normaal individu
Juist
Fout
  • Stoornis wordt in een bepaalde categorie geplaatst
    • Mensen worden in vakjes verdeeld: Om in een vakje terecht te komen, moet je aan een aantal kenmerken voldoen (zoals DSM-V)
Categoriaal
Dimensioneel
  • Individu wordt bekeken van ‘helemaal niet’ tot ‘ernstig’ gestoord
    • Persoon wordt ergens op dat continuüm geplaatst
Categoriaal
Dimensioneel
Categoriaal is beter dan Dimensioneel
Juist
Fout
Kiezen tussen dimensioneel en categoriaal is naïef en onzin. Beiden hebben hun doel en zijn complementair
Cattell
Costa en McCrae

Poging tot integratie van persoonlijkheidsonderzoek en categoriaal DSM-V systeem van persoonlijkheidsstoornissen

Cattell
Costa en McCrae

Biologisch: Sterke ontwikkeling van zones die te maken hebben met voelen en motorisch beheersen van mond- en keelgedeelte

Psychologisch: Opdoen van basisvertrouwen in het leven en de omgeving.

 

Orale of baby fase
Anale of peuter fase
Oedipale of kleuter fase
Latentie of lagere school fase
Puberteit
Adolescentie

Psychologisch: Kind leert omgaan met agressie. Agressie is de 2de basisdrift die belangrijk is voor het individu om in leven te blijven en te kunnen voortplanten

  • Blijven leven en voortplanting zijn de twee ultieme basisdoelstellingen van een organisme
  • Om in leven te kunnen blijven in een primitieve gemeenschap, heeft men gecontroleerde agressie nodig
    • Functie: Verdedigen en beste partner te bekomen om de soort te bestendigen. Het moet gecontroleerd zijn zodat het individu of de soort niet vernietigd wordt
  • Conclusie: Men leert in deze fase de agressie beheersen en doelgericht en gedoseerd toepassen
Orale of baby fase
Anale of peuter fase
Oedipale of kleuter fase
Latentie of lagere school fase
Puberteit
Adolescentie

Periode waarin iemand stilaan naar de omgeving gaat kijken. Besef komt dat er ook nog andere individuen rondlopen die hun eigen gevoelens en wensen hebben. Er is samenwerking en er wordt samengeleefd

  • Alles hiervoor gebeurde enkel in functie van het kind. Kind bekeek de wereld vanuit zijn centrale positie
Orale of baby fase
Anale of peuter fase
Oedipale of kleuter fase
Latentie of lagere school fase
Puberteit
Adolescentie

In deze fase zitten kinderen over heel de wereld op school. Het is een volgende stap in overleven

  • Mens is fysiek zwak en kwetsbaar
  • Hij leeft om zich te beschermen in een complexe maatschappij
  • Menselijke organisatie is altijd al complex geweest
    • Men heeft kennis nodig om dit te begrijpen maar ook om zich hier optimaal in stand te houden

Conclusie: rustig onder vermelding van seksuele en persoonlijkheidsontwikkeling. Druk onder vermelding van het vergaren en verwerken van info

Orale of baby fase
Anale of peuter fase
Oedipale of kleuter fase
Latentie of lagere school fase
Puberteit
Adolescentie

Geslachtshormonen beginnen te werken. Belangstelling voor het andere geslacht

  • Deze keer wel vanuit een seksuele drift
  • Individu heeft op dit moment alles gekregen om te kunnen overleven in de maatschappij
  • Volgende stap: voortplanten om te kunnen overleven als soort. Voortplanten wordt hier aangeleerd en getraind
  • Seksuele drift verloopt chaotisch:
    • Biologisch systeem moet een evenwicht vinden
    • Hevigheid van de interacties moet op seksueel vlak zijn weg zoeken
Orale of baby fase
Anale of peuter fase
Oedipale of kleuter fase
Latentie of lagere school fase
Puberteit
Adolescentie
  • Rustfase waarin de puberteitsontwikkeling in zijn plooien valt en waarbij het individu maakt zich klaar om het nest te verlaten
  • Overgang tussen kind en jongere en op eigen benen staan als volwassene
Orale of baby fase
Anale of peuter fase
Oedipale of kleuter fase
Latentie of lagere school fase
Puberteit
Adolescentie
  • Paranoïde
  • Schizoïde
  • Schizotypisch
Cluster A: Bizarre en vreemde personen met een niet volledig intacte realiteitstesting
Cluster B: Dramatische en extraverte personen met acting-out neiging
Cluster C: Introverte, angstige en onzekere personen die dichtklappen
  • Antisociaal
  • Narcistisch
  • Bordeline
  • Theatraal
Cluster A: Bizarre en vreemde personen met een niet volledig intacte realiteitstesting
Cluster B: Dramatische en extraverte personen met acting-out neiging
Cluster C: Introverte, angstige en onzekere personen die dichtklappen
  • Afhankelijk
  • Ontwijkend
  • Obsessief-compulsief
Cluster A: Bizarre en vreemde personen met een niet volledig intacte realiteitstesting
Cluster B: Dramatische en extraverte personen met acting-out neiging
Cluster C: Introverte, angstige en onzekere personen die dichtklappen

Een diepgaand patroon van buitensporige emotionaliteit en aandacht vragen, beginnend in de vroege volwassenheid en tot uiting komend in diverse situaties zoals blijkt uit 4 (of meer) van de volgende:

  1. Voelt zich niet op zijn/haar gemak in situaties waarin hij/zij niet in het centrum van de belangstelling staat
  2. De interactie met anderen wordt vaak gekenmerkt door ongepast seksueel verleidelijk of uitdagend gedrag
  3. Toont snel wisselende en oppervlakkige emotionele uitingen
  4. Maakt voortdurend gebruik van het eigen uiterlijk om de aandacht op zichzelf te vestigen
  5. Heeft een manier van spreken die uitermate impressionistisch is en waarbij details ontbreken
  6. Toont zelfdramatiserende, theatrale en overdreven uitingen van emoties
  7. Is suggestibel, dat wil zeggen gemakkelijk beïnvloedbaar door anderen of door de omstandigheden
  8. Beschouwt relaties als meer intiem dan deze in werkelijkheid zijn
Theatrale persoonlijkheidsstoornis
Borderline persoonlijkheidsstoornis
Narcistische persoonlijkheidsstoornis
Antisociale persoonlijkheidsstoornis
In welk ontwikkelingsniveau is de Theatrale persoonlijkheidsstoornis te situeren? 
Orale of baby fase
Anale of peuter fase
Oedipale of kleuter fase
Latentie of lagere school fase
Puberteit
Adolescentie
  • Volgens de DSM-5. Bevat zwaar persoonlijkheidsgestoorde mensen
Borderline persoonlijkheidsstoornis
Borderline configuratie
Borderline psychotische toestand
Borderline analytisch tussen neurose en psychose
  • Bepaalde borderline persoonlijkheidskenmerken in meer of mindere mate, zonder te voldoen aan de DSM-V criteria. Wordt gezien als de ‘zachtere’ versie
    • Functioneren dus nog relatief goed in de maatschappij
    • Enkel bij blootstelling aan specifieke levensstressoren gaan ze hun borderline kenmerken hanteren naar de buitenwereld toe (affectief of relationeel)
Borderline persoonlijkheidsstoornis
Borderline configuratie
Borderline psychotische toestand
Borderline analytisch tussen neurose en psychose
  • Meest primitieve defensiemechanisme waarbij het individu geen onderscheid kan maken tussen zichzelf en de buitenwereld. Grens tussen psychose en normaal
Borderline persoonlijkheidsstoornis
Borderline configuratie
Borderline psychotische toestand
Borderline analytisch tussen neurose en psychose
  • Borderline als begrip in de psychoanalyse waar het op de toestand tussen neurose en psychose slaat
Borderline persoonlijkheidsstoornis
Borderline configuratie
Borderline psychotische toestand
Borderline analytisch tussen neurose en psychose

Een diepgaand patroon van instabiliteit in intermenselijke relaties, zelfbeeld en affecten en van duidelijke impulsiviteit, beginnend in de vroege volwassenheid en tot uiting komend in diverse situaties zoals blijkt uit ten minste 5 van de volgende:

  1. Krampachtig proberen te voorkomen om feitelijk of vermeend in de steek gelaten te worden (reken hier niet het suïcidale of automutilerend gedrag toe, aangegeven in (5))
  2. Een patroon van instabiele en intense intermenselijke relaties gekenmerkt door wisselingen tussen overmatige idealisering en kleinering
  3. Identiteitsstoornis: duidelijk en aanhoudend onstabiel zelfbeeld of zelfgevoel
  4. Impulsiviteit op ten minste 2 terreinen die in potentie betrokkene zelf kunnen schaden (zoals geld verkwisten, seks, misbruik van middelen, roekeloos autorijden, vreetbuien (reken hier niet het suïcidale of automutilerend gedrag toe, aangegeven in (5))
  5. Recidiverende suïcidale gedragingen, gestes of dreigingen, of automutilatie
  6. Affectlabiliteit als gevolg van duidelijke reactiviteit van de stemming (bv. Periodes van intense somberheid, prikkelbaarheid of angst meestal enkele uren durend en slechts zelden langer dan een paar dagen)
  7. Chronisch gevoel van leegte
  8. Inadequate, intense woede of moeite kwaadheid te beheersen (frequente driftbuien, aanhoudende woede of herhaaldelijk vechtpartijen)
  9. Voorbijgaande, aan stress gebonden paranoïde ideeën of ernstige dissociatieve verschijnselen
Theatrale persoonlijkheidsstoornis
Borderline persoonlijkheidsstoornis
Narcistische persoonlijkheidsstoornis
Antisociale persoonlijkheidsstoornis

Een diepgaand patroon van grootheidsgevoelens (in fantasie of gedrag), behoefte aan bewondering en gebrek aan empathie, beginnend in de vroege volwassenheid en tot uiting komend in diverse situaties zoals blijkt uit ten minste 5 van de volgende:

  1. Heeft een opgeblazen gevoel van eigen belangrijkheid (overdrijft eigen prestaties en talenten, verwacht als superieur erkend te worden zonder de bijhorende prestaties)
  2. Is gepreoccupeerd met fantasieën van onbeperkte successen, macht, genialiteit, schoonheid of ideale liefde
  3. Gelooft dat hij/zij heel speciaal en uniek is en alleen begrepen kan worden door, of hoort om te gaan, met andere heel speciale mensen of mensen met een hoge status
  4. Verlangt buitensporige bewondering
  5. Heeft een gevoel bijzondere rechten te hebben, dat wil zeggen onredelijke verwachting van een uitzonderlijke welwillende behandeling of een automatisch meegaan met zijn of haar verwachtingen
  6. Exploiteert anderen: maakt misbruik van anderen om zijn/haar eigen doeleinden te bereiken
  7. Heeft gebrek aan empathie: is niet bereid de gevoelens en behoeften van anderen te erkennen of zich ermee te vereenzelvigen
  8. Is vaak afgunstig op anderen of meent dat anderen op hem of haar afgunstig zijn
  9. Is arrogant of toont hooghartig gedrag of houdingen
Theatrale persoonlijkheidsstoornis
Borderline persoonlijkheidsstoornis
Narcistische persoonlijkheidsstoornis
Antisociale persoonlijkheidsstoornis
In welk ontwikkelingsniveau is de Narcistische persoonlijkheidsstoornis te situeren? 
Orale of baby fase
Anale of peuter fase
Oedipale of kleuter fase
Latentie of lagere school fase
Puberteit
Adolescentie
Narcisten die zichzelf groot maken vanuit zichzelf, zonder dat ze anderen gaan misbruiken.
Goedaardige narcisten
Maligne narcisme
  • Narcisten die zichzelf groot maken ten koste van anderen. Gaan zichzelf primair stellen en die in de weg staan gaan ze uitschakelen
Goedaardige narcisten
Maligne narcisme
Theatrale persoonlijkheidsstoornis
Borderline persoonlijkheidsstoornis
Narcistische persoonlijkheidsstoornis
Antisociale persoonlijkheidsstoornis
Welke factor van het Factoren model (2003, Hare):
 
  • Gladde prater, oppervlakkige charme
  • Sterk opgeblazen gevoel van eigenwaarde
  • Pathologisch liegen
  • List en bedrog, manipulerend gedrag
Factor 1: Interpersoonlijk
Factor 2: Affectief
Factor 3: Levensstijl
Factor 4: Antisociaal gedrag
Welke factor van het Factoren model (2003, Hare):
 
  • Gebrek aan berouw of schuldgevoel
  • Ontbreken van emotionele diepgang
  • Kil, gebrek aan empathie
  • Geen verantwoordelijkheid nemen voor eigen gedrag
Factor 1: Interpersoonlijk
Factor 2: Affectief
Factor 3: Levensstijl
Factor 4: Antisociaal gedrag
Welke factor van het Factoren model (2003, Hare):
 
  • Prikkelhongerig, neiging tot verveling
  • Parasitaire levensstijl
  • Ontbreken van realistische doelen op lange termijn
  • Impulsiviteit
  • Onverantwoordelijk gedrag
Factor 1: Interpersoonlijk
Factor 2: Affectief
Factor 3: Levensstijl
Factor 4: Antisociaal gedrag
Welke factor van het Factoren model (2003, Hare):
 
  • Gebrekkige beheersing van het gedrag
  • Gedragsproblemen op jonge leeftijd
  • Jeugdcriminaliteit
  • Schending voorwaarden
  • Veelsoortige criminaliteit
Factor 1: Interpersoonlijk
Factor 2: Affectief
Factor 3: Levensstijl
Factor 4: Antisociaal gedrag
{"name":"Forensische psycho module 6 - 7", "url":"https://www.quiz-maker.com/QPREVIEW","txt":"Gaat over al dan niet toerekeningsvatbaarheid, Iemand moet opgesloten worden tegen zijn wil wanneer deze persoon een misdrijf heeft gepleegd, nog steeds psychiatrisch ziek is en een bedreiging vormt voor de maatschappij Persoon wordt behandeld totdat hij geen gevaar meer is voor de maatschappij en mag dan de instelling verlaten, Als Artikel 71 en de wet op de bescherming van de maatschappij alle 2 positief beantwoord worden, mag iemand geïnterneerd worden","img":"https://www.quiz-maker.com/3012/CDN/97-4787677/scherm-afbeelding-2024-01-21-om-15-57-26.png?sz=1200-00000000001000005300"}
Powered by: Quiz Maker