Psycopath 2324 - Inleiding, hechtingsstoornissen, voedingsstoornissen
Studie van de ontwikkeling van psychische stoornissen/problemen (die het dagelijks functioneren ernstig beperken)
Ontwikkelingspsychopathologie
Ontwikkelingspsychologie
Bestudering van de normale ontwikkeling
Ontwikkelingspsychopathologie
Ontwikkelingspsychologie
Geheel aan opvattingen, methoden en vraagstellingen om een beter begrip te krijgen van afwijkend gedrag in het licht van ontwikkelingstaken, stadia en processen die de menselijke groei kenmerken en de klinische implicaties van de verworven inzichten voor diagnostiek en behandeling
Ontwikkelingspsychopathologie
Ontwikkelingspsychologie
Bij welk model hoort dit: Dyade tussen ouder en kind
Bi-directioneel model
Bio-ecologisch systeemmodel
Transactioneel model
Bij welk model hoort dit: Het gaat om wederzijdse interactie
Bi-directioneel model
Bio-ecologisch systeemmodel
Transactioneel model
Bij welk model hoort dit: Ontwikkeld door Uri Bronfenbrenner
Bi-directioneel model
Bio-ecologisch systeemmodel
Transactioneel model
Bij welk model hoort dit: Verwant met het biopsychosociaal model
Bi-directioneel model
Bio-ecologisch systeemmodel
Transactioneel model
Bij welk model hoort dit: Chronosysteem, etc.
Bi-directioneel model
Bio-ecologisch systeemmodel
Transactioneel model
Binnen het Bio-ecologische model hoort het volgende bij?
- De intrapersoonlijke factoren
- Bijvoorbeeld: intelligentie, temperament, aanleg om dik te worden
Biosysteem
Microsysteem
Mesosysteem
Exosysteem
Macrosysteem
Chronosysteem
Binnen het Bio-ecologische model hoort het volgende bij?
- De relaties van het kind met mensen uit zijn directe omgeving
- face-to-face-relaties
- noemt Bronfenbrenner 'de motor van de ontwikkeling': hier vindt de beïnvloeding plaats
- bijvoorbeeld: het kind met zijn papa; het kind met opa
Biosysteem
Microsysteem
Mesosysteem
Exosysteem
Macrosysteem
Chronosysteem
Binnen het Bio-ecologische model hoort het volgende bij?
- Relaties tussen verschillende microsystemen
- Bijvoorbeeld: Jan wordt jarig. Zijn broertje en zusje overleggen hoe ze hem gaan verrassen.
- Bijvoorbeeld: vader straft Jan omdat hij ongehoorzaam is en spreek met moeder af dat zij hem niet mag troosten
- Opvoeders beïnvloeden het kind direct via 'eigen microsysteem' en indirect via andere microsystemen
Biosysteem
Microsysteem
Mesosysteem
Exosysteem
Macrosysteem
Chronosysteem
Binnen het Bio-ecologische model hoort het volgende bij?
- Maatschappelijke systemen die via de microsystemen het kind (indirect) beïnvloeden.
- Het kind zelf is geen onderdeel van dit systeem.
- Bijvoorbeeld: de leraren beslissen om strenger op te treden bij ruzies en pesten tijdens de pauze. Juf Dilara spreekt Jan vervolgens bestraffend toe als hij een ander kind duwt.
Biosysteem
Microsysteem
Mesosysteem
Exosysteem
Macrosysteem
Chronosysteem
Binnen het Bio-ecologische model hoort het volgende bij?
- Waarden, normen, wetten en regels
- Een systeemlaag zonder mensen
- Bijvoorbeeld: wel of geen dienstplicht; verlichte maatschappelijke stage tijdens de middelbare school; leeftijdsgrens bij verkoop van alcohol; artikel 1 van de Nederlandse Grondwet
Biosysteem
Microsysteem
Mesosysteem
Exosysteem
Macrosysteem
Chronosysteem
Binnen het Bio-ecologische model hoort het volgende bij?
- Slaat zowel op het kind zelf: hij wordt ouder ...
- ... Als op de veranderingen in een maatschappij tijdens een bepaalde tijdsperiode
Biosysteem
Microsysteem
Mesosysteem
Exosysteem
Macrosysteem
Chronosysteem
Vanuit een ecologisch ... (gebaseerd op Sameroff, 1989) worden eigenschappen van het kind op elk moment in de tijd gezien als een product van complexe interacties tussen het fenotype (datgene wat zichtbaar is), de omgeving en het genotype (erfelijke eigenschappen).
Bi-directioneel model
Bio-ecologisch systeemmodel
Transactioneel model
Eenzelfde resultaat kan voortkomen uit verschillende beginpunten (bv: angst)
Equifinaliteit
Multifinaliteit
Betekent dat uit één risicofactor een heleboel problemen voort kunnen komen (bv: trauma)
Equifinaliteit
Multifinaliteit
Kind roept al naargelang zijn aanleg in zijn omgeving bepaalde reacties wel of niet op
Evocatieve wisselwerking
Actieve wisselwerking
Passieve wisselwerking
Kind neemt uit de omgeving bepaalde reacties wel of juist niet op
Evocatieve wisselwerking
Actieve wisselwerking
Passieve wisselwerking
Omgeving die ouders creëren past bij het kind, omdat hij genetisch op hen lijkt
Evocatieve wisselwerking
Actieve wisselwerking
Passieve wisselwerking
Een ... is een kenmerk van een groep personen met een verhoogde kans op het ontstaan van een stoornis
Risicofactor
Protectieve factor
Een ... is een factor die samengaat met een verminderde kans op het vertonen van een stoornis, in aanwezigheid van een risicofactor
Op niveau vanRisicofactor
Protectieve factor
Birth to 6 weeks
Pre-attachment
Attachment-in-the-making
Clear-cut attachment
Goal-corrected partnership
6 weeks to 6-8 months
Pre-attachment
Attachment-in-the-making
Clear-cut attachment
Goal-corrected partnership
6-8 months to 18-24 months
Pre-attachment
Attachment-in-the-making
Clear-cut attachment
Goal-corrected partnership
24 months on
Pre-attachment
Attachment-in-the-making
Clear-cut attachment
Goal-corrected partnership
Verwachtingen over eigen waardevolheid en effectiviteit
Zelfvertrouwen
Vertrouwen
Verwachtingen over beschikbaarheid van anderen
Zelfvertrouwen
Vertrouwen
Geen oogcontact, weinig reactie bij scheiding of terugkeer, gericht op speelgoed
Angstig/vermijdend
Angstig/ambivalent
Gedesorganiseerd
Veel bevestiging nodig, moeilijk te troosten of af te leiden, Is niet af te leiden en komt niet los van moeder - Vaste regels en afspraken zijn nodig
Angstig/vermijdend
Angstig/ambivalent
Gedesorganiseerd
Heterogeen gedrag, contradictorisch en niet gericht, Geen coherente strategie voor stres, soms verward/vreemd gedrag (bv bevriezen, vreemde geluiden,..)
Angstig/vermijdend
Angstig/ambivalent
Gedesorganiseerd
= Verdedigingsmechanisme tegen angst
Angstig/vermijdend
Angstig/ambivalent
Gedesorganiseerd
= oververtegenwoordigd in gezinnen waar mishandeling, of rouw voorkomen, risico voor pathologie
Angstig/vermijdend
Angstig/ambivalent
Gedesorganiseerd
Kenmerken kinderen
evenwichtig, weten ook goed om te gaan met negatieve ervaringen
Kenmerken ouders
responsief en sensitief voor de behoeften van het kind
Veilig gehecht
Onveilig gehecht: angstig/vermijdend
Onveilig gehecht: angstig/ambivalent
Onveilig gehecht: gedesorganiseerd
Kenmerken kinderen
vermijden situaties die stress met zich mee kunnen brengen en/of trachten zich overdreven flink te houden
Kenmerken ouders
moeilijk in staat om met lastig gedrag van het kind om te gaan
Veilig gehecht
Onveilig gehecht: angstig/vermijdend
Onveilig gehecht: angstig/ambivalent
Onveilig gehecht: gedesorganiseerd
Kenmerken kinderen
zien geen kans hun emoties onder controle te houden en vragen op een inadequate wijze aandacht van hun ouders
Kenmerken ouders
enerzijds te opdringerig en anderzijds te weinig geruststellend
Veilig gehecht
Onveilig gehecht: angstig/vermijdend
Onveilig gehecht: angstig/ambivalent
Onveilig gehecht: gedesorganiseerd
Kenmerken kinderen
laten ongericht gedrag zien en weten eigenlijk in allerlei situaties niet hoe ze zich moeten gedragen
Kenmerken ouders
inconsequent, soms vertrouwen gevend en soms angst inboezemend
Veilig gehecht
Onveilig gehecht: angstig/vermijdend
Onveilig gehecht: angstig/ambivalent
Onveilig gehecht: gedesorganiseerd
Welk criterium is correct voor een reactieve hechtingsstoornis
Niet consistent patroon van geremd, emotioneel teruggetrokken gedrag jegens volwassen verzorgers, wat tot uiting komt in één van de volgende kenmerken
Consistent patroon van ongeremd, extreem expressief gedrag jegens volwassen verzorgers, wat tot uiting komt in beide volgende kenmerken
Consistent patroon van geremd, emotioneel teruggetrokken gedrag jegens volwassen verzorgers, wat tot uiting komt in beide volgende kenmerken
Variërend patroon van geremd en extreem emotioneel gedrag jegens volwassen verzorgers, wat tot uiting komt in geen van de volgende kenmerken
Welk criterium is correct voor een reactieve hechtingsstoornis
Een tijdelijke sociale en emotionele stoornis die gekenmerkt wordt door minstens twee van de volgende kenmerken
Een persisterende sociale en emotionele stoornis die gekenmerkt wordt door minstens twee van de volgende kenmerken
Een variabele sociale en emotionele stoornis die gekenmerkt wordt door exact twee van de volgende kenmerken
Een sociale en emotionele stoornis die niet gekenmerkt wordt door minstens twee van de volgende kenmerken
Welk criterium is correct voor een reactieve hechtingsstoornis
Het kind heeft een patroon van extreme vormen van ontoereikende verzorging meegemaakt, zoals blijkt uit minstens één van de volgende kenmerken
Het kind heeft een patroon van matige vormen van ontoereikende verzorging meegemaakt, zoals blijkt uit minstens één van de volgende kenmerken
Het kind heeft geen patroon van ontoereikende verzorging meegemaakt, zoals blijkt uit minstens één van de volgende kenmerken
Het kind heeft een wisselend patroon van adequate verzorging meegemaakt, zoals blijkt uit minstens één van de volgende kenmerken
Welk criterium is correct voor een reactieve hechtingsstoornis
Er zijn geen redenen om te veronderstellen dat de verzorging genoemd in criterium C verantwoordelijk is voor het gestoorde gedrag uit criterium A (de gedragsproblemen in criterium A zijn bijvoorbeeld begonnen na het gebrek aan adequate verzorging)
Er zijn twijfels over de relatie tussen de verzorging genoemd in criterium C en het gestoorde gedrag uit criterium A (de gedragsproblemen in criterium A zijn bijvoorbeeld niet begonnen na het gebrek aan adequate verzorging)
Er zijn tegenstrijdige redenen om te veronderstellen dat de verzorging genoemd in criterium C verantwoordelijk is voor het gestoorde gedrag uit criterium A (de gedragsproblemen in criterium A zijn bijvoorbeeld niet consistent begonnen na het gebrek aan adequate verzorging)
Er zijn redenen om te veronderstellen dat de verzorging genoemd in criterium C verantwoordelijk is voor het gestoorde gedrag uit criterium A (de gedragsproblemen in criterium A zijn bv begonnen na het gebrek aan adequate verzorging
Welk criterium is correct voor een reactieve hechtingsstoornis
De stoornis is voor het 3e levensjaar duidelijk aanwezig
De stoornis is voor het 4e levensjaar duidelijk aanwezig
De stoornis is voor het 5e levensjaar duidelijk aanwezig
De stoornis is voor het 6e levensjaar duidelijk aanwezig
Welk criterium is correct voor een reactieve hechtingsstoornis
Het kind heeft een ontwikkelingsniveau van minstens 6 maanden
Het kind heeft een ontwikkelingsniveau van minstens 9 maanden
Het kind heeft een ontwikkelingsniveau van minstens 12 maanden
Het kind heeft een ontwikkelingsniveau van minstens 15 maanden
Welk criterium is correct voor een ontremd sociaal contactstoornis
Gedragspatroon waarin het kind actief onbekende volwassenen benadert
Gedragspatroon waarin het kind onbekende volwassenen vermijdt
Gedragspatroon waarin het kind passief reageert op onbekende volwassenen
Gedragspatroon waarin het kind volledig onverschillig is naar onbekende volwassenen
Welk criterium is correct voor een ontremd sociaal contactstoornis
Gedragspatroon is het gevolg van impulsiviteit
Gedragspatroon heeft geen relatie met impulsiviteit
Gedragspatroon is niet het gevolg van impulsiviteit
Gedragspatroon wordt niet beïnvloed door impulsiviteit
Welk criterium is correct voor een ontremd sociaal contactstoornis
Kind heeft voldoende adequate zorg ontvangen
Kind heeft onvoldoende adequate zorg ontvangen
Kind heeft buitengewoon adequate zorg ontvangen
Kind heeft geen zorg ontvangen
Welk criterium is correct voor een ontremd sociaal contactstoornis
Het overschot aan zorg uit het vorige criterium (C) is verantwoordelijk voor het gedrag
Het gebrek aan zorg uit het vorige criterium (C) is slechts gedeeltelijk verantwoordelijk voor het gedrag
Het tekort aan zorg uit vorige criterium (C) is verantwoordelijk voor het gedrag
Het gebrek aan zorg uit het vorige criterium (C) heeft geen invloed op het gedrag
DC: 0-3R ~ DSM IV
As I
Psychosociale stressoren
Emotioneel en sociaal functioneren
Medische aandoeningen en specifieke ontwikkelingsstoornissen
Klinische stoornissen
Relatieclassificatie
DC: 0-3R ~ DSM IV
As II
Psychosociale Emotioneel en sociaal functionerenstressoren
Emotioneel en sociaal functioneren
Medische aandoeningen en specifieke ontwikkelingsstoornissen
Klinische stoornissen
Relatieclassificatie
DC: 0-3R ~ DSM IV
As III
Psychosociale Emotioneel en sociaal functionerenstressoren
Emotioneel en sociaal functioneren
Medische aandoeningen en specifieke ontwikkelingsstoornissen
Klinische stoornissen
Relatieclassificatie
DC: 0-3R ~ DSM IV
As IV
Psychosociale Emotioneel en sociaal functionerenstressoren
Emotioneel en sociaal functioneren
Medische aandoeningen en specifieke ontwikkelingsstoornissen
Klinische stoornissen
Relatieclassificatie
DC: 0-3R ~ DSM IV
As V
Psychosociale Emotioneel en sociaal functionerenstressoren
Emotioneel en sociaal functioneren
Medische aandoeningen en specifieke ontwikkelingsstoornissen
Klinische stoornissen
Relatieclassificatie
De reactie van kinderen op het tijdelijke vertrek van hun primaire verzorger = perfect normaal op die leeftijd & begin gehechtheid
Separatieangst
Begroetingsangst
Vreemdenangst
Zien van moeder, vader of andere verzorger na korte afwezigheid ontlokt bij kinderen een reactie van motorische activiteit (trappelen, armen uitstrekken, lachen, ...)
Separatieangst
Begroetingsangst
Vreemdenangst
Kinderen kunnen onderscheid maken tussen vreemde en bekende volwassenen = kenmerkend voor hechtingsrelatie
Separatieangst
Begroetingsangst
Vreemdenangst
{"name":"Psycopath 2324 - Inleiding, hechtingsstoornissen, voedingsstoornissen", "url":"https://www.quiz-maker.com/QPREVIEW","txt":"studie van de ontwikkeling van psychische stoornissen\/problemen (die het dagelijks functioneren ernstig beperken), bestudering van de normale ontwikkeling, Geheel aan opvattingen, methoden en vraagstellingen om een beter begrip te krijgen van afwijkend gedrag in het licht van ontwikkelingstaken, stadia en processen die de menselijke groei kenmerken en de klinische implicaties van de verworven inzichten voor diagnostiek en behandeling","img":"https://www.quiz-maker.com/3012/images/ogquiz.png"}
More Quizzes
1050
The Group Quiz
1890
Feeling confident with your English? Try these words:
10535
Dalsland
12614
Titanic & Olympic Class Liners Quiz
50250
Thanksgiving Triva - PWL Q4 Event
9428
Ética em Enfermagem Quiz
14747
Common Entrance Verbal Aptitude Practice Test 45 (tklesson)
50250
LinkedIn
8433
Plate Tectonic Quiz
520
Physics conduction, convection and thermal radiation
1050
Who is your Myers Character Boyfriend?
13615